Agrarische bedrijven in Nederland gebruiken steeds meer diverse strategieën om inkomen uit hun activiteiten te genereren. Nog maar de helft van de bedrijven concentreert zich op de primaire productie, waaronder akkerbouw, veeteelt met melk, vlees en/of eieren tegen zo laag mogelijke kosten. Puur van landbouw rondkomen is moeilijk, luidt een constatering uit een grootschalig onderzoek onder ruim 1200 agrarische bedrijven.
25 jaar geleden zag het plaatje er nog anders uit. Toen bracht ruim één op de vijf bedrijven (22 %) landbouw met andere activiteiten samen. Dat is het resultaat van een nieuw onderzoek naar bedrijfsstrategie en toekomstperspectief van de uitgeverij Agrio en Wageningen University & Research in de vorige zomer. Het onderzoek laat een onmiskenbare spreiding van inkomstenbronnen zien in vergelijking met een grootschalige analyse van bedrijfsstrategieën in de landbouw midden jaren negentig.
Andere bronnen
De voornaamste route is die van de primaire productie van veeteelt, met melk, vlees of eieren als producten en akkerbouwgewassen als tarwe. Daarentegen hebben agrariërs in de afgelopen decennia naast akkerbouw en veehouderij ook andere inkomstenbronnen teweeggebracht. Tegenwoordig is er een breed scala aan activiteiten zoals agro-toerisme, agrarisch natuurbeheer, een zorgboerderij en activiteiten die geen specifieke agrarische verbinding hebben, zoals energieproductie met zonnepanelen of windmolens.
Stromingen
Han Wiskerke, hoogleraar Rurale sociologie aan Wageningen University & Research, die het onderzoek begeleidde, noemt de toegenomen diversiteit van strategieën binnen de landbouw onderbelicht. “Het beeld in de media werd het afgelopen jaar vooral gedomineerd door de stroming die zich richt op specialisatie en schaalvergroting. Uit ons onderzoek blijkt dit slechts één van de vele stromingen zijn”, wordt hij in een bericht van omgevingsweb.nl geciteerd.
Meer werkgelegenheid
De bedrijven die zich op verbreding en toegevoegde waarde concentreren, zorgen ook voor meer werkgelegenheid. Ze leveren daarmee een bijdrage aan werk en leefbaarheid op het platteland. Volgens Wiskerke zou het goed zijn als overheden zich bewust zijn van het feit dat bepaalde vormen van landbouwontwikkeling veel werkgelegenheid creëren, maar hij plaatst daarbij wel een kanttekening. “De activiteiten die potentieel veel werkgelegenheid creëren, doen zich vooral voor nabij steden en in toeristische gebieden (met name langs de kust)”. Dat komt volgens Wiskerke omdat daar de meeste mensen wonen of recreëren.
Ontevreden
Uit de enquête blijkt ook dat boeren die zich richten op specialisatie en productie voor de wereldmarkt op veel fronten afwijken ten opzichte van boeren met een andere strategie. Dat neemt niet weg dat voor alle boeren geldt dat ze ontevreden zijn over de inkomsten uit agrarische activiteiten. Bijna de helft van hen is erg of behoorlijk ontevreden. Het minst gelukkig over het inkomen uit de landbouw zijn boeren met een bedrijfsstrategie waarbij zij zogenoemde groenblauwe diensten leveren, zoals beheer van sloten en verbreding, zorglandbouw of agrotoerisme.
Hindernis
Uit het onderzoek blijkt dat van alle bedrijven in de enquête slechts een kwart voor het gezinsinkomen volledig afhankelijk is van de landbouw. Bij de overige 75 procent bestaat het gezinsinkomen uit landbouw plus andere bedrijfsactiviteiten, een baan buiten het bedrijf of een combinatie daarvan. “Dat kan een teken van bittere noodzaak zijn, omdat ondernemers het met alleen landbouw financieel niet redden”, zegt prof. Wiskerke. “Maar het kan ook een uiting zijn van veranderende opvattingen over wat goed of toekomstbestendig agrarisch ondernemerschap is.”
Als grootste hindernis voor bedrijfsontwikkeling staat bij alle bedrijfsstrategieën op de eerste plaats: de steeds veranderende regelgeving. 63 procent van de deelnemers kruiste dit aan. Agrariërs hebben behoefte aan een duidelijke langjarige overheidsvisie. “Daarop kunnen zij hun bedrijfsstrategie, waarmee vaak investeringen gemoeid zijn, inrichten,” licht prof. Wiskerke toe.