De mandarijn komt oorspronkelijk uit China. In de tijd van de Romeinen werden ze door handelaren naar Italië meegenomen. Ze zijn vooral tussen oktober en februari erg lekker en volop verkrijgbaar. Deze vrolijke vrucht is echter niet van eigen bodem. Ze worden vooral gekweekt in Spanje, Griekenland, Marokko, Mexico en Brazilië.
Een paar leuke weetjes hebben we op een rij gezet.
Pitjes
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de meeste mandarijnen helemaal geen pitjes bevatten. Dat is ook helemaal niet zo vreemd. Het komt vaak voor dat de mandarijn zich zonder een bevruchte zaadknop ontwikkelt en als die zaadknop niet bevrucht is, groeien er geen pitjes. Het is dus een onvruchtbare vrucht en toch kunnen onvruchtbare mandarijnen zich voortplanten, wanneer ze geënt worden door mandarijnentelers . Zij zetten een deel van de pitloze soort op de vruchtbare soort. En zo kan een fruitboom weer voor pitloze vruchten zorgen.
Partjes…
De vraag of er vaker een even of een oneven aantal partjes in een mandarijn zitten is moeilijk te beantwoorden. Vaak bestaat een mandarijn uit negen partjes, maar soms ook uit tien. Mandarijnen met zeven partjes of minder zijn echt zeer zelden, net zoals mandarijnen met meer dan twaalf partjes. Je kunt trouwens aan de buitenkant zien hoeveel partjes er in een mandarijn zitten. Als je het groene “dopje” verwijdert, zie je een aantal witte puntjes. Het aantal puntjes is gelijk aan het aantal partjes.
…en suiker
In een mandarijn zit gemiddeld 4,9 gram suiker, 0,5 gram vezels en 0,1 gram vet. Qua voedingswaarde zit er zo goed als geen verschil tussen een verse mandarijn en eentje uit blik. Het is wel zo dat er in fruit in blik doorgaans meer suiker zit en dat heeft vooral met de “siroop” te maken.